Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Uitvoeringswet internationale kinderbescherming

 

Artikel 4
1
Onze Minister van Justitie wordt voor Nederland aangewezen als centrale autoriteit, bedoeld in artikel 29 van het verdrag en in artikel 53 van de verordening.
2
De centrale autoriteit is belast met de in hoofdstuk V van het verdrag, onderscheidenlijk hoofdstuk IV van de verordening omschreven taken van de centrale autoriteit. Deze centrale autoriteit is als zodanig tevens belast met de behandeling van verzoeken om tussenkomst in internationale kwesties betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, wanneer deze niet door het verdrag of de verordening worden beheerst. Bij de behandeling van deze verzoeken worden de bepalingen van hoofdstuk V van het verdrag zoveel mogelijk in acht genomen.
3
In het bijzonder neemt de centrale autoriteit alle passende maatregelen teneinde te bevorderen dat in de omstandigheden waarin het verdrag, de verordening of deze wet van toepassing is, minnelijke schikkingen tot stand komen met betrekking tot de bescherming van de persoon of het vermogen van het kind.
4
De aanwijzing van de centrale autoriteit staat er niet aan in de weg dat een persoon zich rechtstreeks tot de rechter of andere autoriteiten wendt teneinde de erkenning van de ouderlijke verantwoordelijkheid over een kind, het herstel van die verantwoordelijkheid over een kind te bereiken, of de vaststelling of wijziging van een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid dan wel een maatregel ter bescherming van een kind te verkrijgen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BE9044, Hoger beroep, 200.003.930
    Rechtsoort
    Personen-en familierecht
    Datum uitspraak
    08-07-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    IPR, voorlopige voogdij over kinderen die bij de moeder zonder gezag verblijven, oproep vader. Art 1:241 lid 2 BW, EG verordening 1348/2000 art 14 en art 800 lid, 272 en 277 Rv
  •